Voor het eerst komt meer dan de helft van de elektriciteitsproductie in Nederland uit hernieuwbare bronnen, zoals wind- en zonne-energie. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

In de eerste helft van dit jaar steeg de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen naar 32,3 miljard kilowattuur. Hiermee kwam het aandeel hernieuwbare elektriciteit op 53 procent van de totale elektriciteitsproductie.

De elektriciteitsproductie uit wind steeg met een derde naar 17,4 miljard kilowattuur. Ruim twee derde van deze stijging vond plaats op zee, vooral dankzij de nieuwe windparken Hollandse Kust Zuid en Hollandse Kust Noord. De elektriciteitsproductie uit zon steeg naar 11,7 miljard kilowattuur, een toename van 0,8 miljard. De productie uit biomassa nam wel af, met 16 procent.

Minder stroom van kolencentrales

De elektriciteitsproductie uit fossiele bronnen ging in dezelfde periode fors omlaag. De productie uit kolen daalde met bijna 40 procent. De productie uit aardgas daalde naar 21,3 miljard kilowattuur, met name bij elektriciteitscentrales, ondanks gedaalde prijzen voor aardgas en CO2-emissies.

Nederland heeft in de eerste zes maanden van dit jaar 2,3 miljard kilowattuur meer uitgevoerd dan ingevoerd. De invoer steeg met 4 procent in de eerste helft van 2024, terwijl de uitvoer met 10 procent daalde. Vooral de uitvoer naar België (9 procent) en Duitsland (7 procent) nam sterk af. Door een sterke toename van de productie van de Franse kern- en waterkrachtcentrales, importeerden deze landen meer elektriciteit uit Frankrijk, In plaats van uit Nederland.

Het verbruik van elektriciteit is in de eerste helft van 2024 met 5 procent gestegen naar 55,8 miljard kilowattuur. Dit is iets onder het niveau van voor corona.

Nederland kan in 2030 zo'n 85 procent van stroomproductie uit hernieuwbare bronnen halen

Nederland ligt op koers om tegen 2030 85 procent van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen te laten komen. "Het wordt wel spannend, maar ik denk dat we het gaan halen", zegt lector energietransitie Martien Visser van de Hanzehogeschool Groningen.

"We zien op veel momenten dat zon en wind niks waard is, vannacht was de stroomprijs bijvoorbeeld nog negatief. Dat maakt de investeringscases moeilijker." Daarmee wijst Visser onder andere naar de grote windparken op zee die nog gebouwd moeten worden. "Daar hebben partijen zich voor ingeschreven, maar het kan zijn dat ze ervan afzien als de economische situatie verslechtert." Daarom zijn er nu nog veel subsidies nodig om partijen aan te trekken, ziet Visser.

Om de geplande bouwplannen ook zonder subsidie aantrekkelijk te maken, moet volgens Visser iets worden gedaan aan het overschot aan elektriciteitsproductie dat soms ontstaat. "Daardoor is de energieprijs soms dus negatief", zegt Visser. "Op korte termijn kan dat overschot opgevangen worden met batterijen en op de langere termijn kunnen we het gebruiken om waterstof te maken."

De productie van waterstof is bovendien een belangrijke factor om tegen 2035 alle energie uit hernieuwbare bronnen op te wekken, volgens Visser. "Maar of we dat gaan halen, dat vraag ik me sterk af. Er wordt nu nog weinig gedaan om waterstof van de grond te tillen, waardoor gascentrales niet snel vervangen kunnen worden door waterstofcentrales."

LEES OOK: Stroomnet vol? Hoe de overheid verspilling van miljarden kan voorkomen door duurzame energie slimmer en efficïenter op te schalen